
CONTRACTEN
Het is hartje zomer. Hier en daar een bui. Ook in het werk schuift geregeld een wolk voor de zon, dat houdt ons fris. De verkoop van een boek valt tegen. Een interview gaat niet door. Een auteur wil een rare titel op z’n nieuwe boek. Business as usual. You can’t make an omelet without breaking eggs. All in the game.
Sommige probleempjes in de uitgeverij overstijgen het individuele. Bijvoorbeeld de ontwikkeling rondom auteurscontracten. Laat ik u eens meenemen in deze materie, alles voor het hogere doel.
Het Nederlandse literatuurbedrijf is sinds jaar en dag gezegend met een standaardcontract. Dit ‘modelcontract’ is de vrucht van overleg tussen schrijvers en uitgevers (er is er ook eentje met vertalers, die laat ik hier om bij mijn punt te blijven even buiten beschouwing). Dit contract wordt geregeld herzien, na grondig overleg, met in eindronde altijd tevredenheid bij zowel uitgevers (LUG/GAU) als auteurs (Auteursbond). Het grote voordeel is, behalve eensgezindheid over afspraken, dat het rust geeft in het vak – je hoeft niet bij elk boek met beide partijen het wiel uit te vinden. Terwijl je toch vrij bent accenten te leggen, zowel in zakelijke afspraken (royaltystaffels, voorschot e.d.) als eventueel bijzondere bepalingen.
Terwijl dit solide modelcontract opnieuw herzien werd, doet zich in de praktijk juist een wildgroei voor aan contractvarianten. Dat is het gevolg van de toename, nu ook in Nederland, van agenten die auteurs vertegenwoordigen. Tegen die ontwikkeling heb ik op zich geen enkel bezwaar, sterker nog, auteur en uitgever kunnen zeer gebaat zijn bij een tussenschakel. (Ik zeg altijd: ik heb als uitgever alleen moeite met sléchte agenten. Dat is niet anders dan een agent, die moeite heeft met een sléchte uitgever.) Punt is wel, dat de meeste agenten voor Nederlandstalige auteurs nu eigen contractvarianten maken. Die zijn meestal sterk gebaseerd op het modelcontract, maar op uiteenlopende punten nét anders. De een heeft een hele riedel over samenwerking in digitale exploitaties, de ander een eigen insteek omtrent nevenrechten, weer een ander hanteert een afwijkende looptijd, et cetera.
Dat genereert veel onduidelijkheid in onderhandelingen, en veroorzaakt op uitgeverijen veel extra werk: als de agenten hun eigen contract opstellen, moeten wij uitgevers die stuk voor stuk, bij elke nieuwe titel, langs het modelcontract leggen, om te zien welke afwijkingen de agenten impliciet voorstellen. Ook voor de auteurs is dit verwarrend. Daarbij moet ik helaas opmerken dat niet alle agenten (cq hun medewerkers) voldoende op de hoogte zijn van alle bepalingen in het modelcontract; daar zou vanuit Auteursbond en GAU/LUG een trainingsmodule en/of servicedesk gecreëerd moeten worden.
Ik stel daarom voor, dat zaakwaarnemers van Nederlandse auteurs zich blijven baseren op het standaardcontract (in te vullen door de uitgeverij, als concept voor bespreking). Dat scheelt echt iedereen werk, en voorkomt misverstanden. Afwijkende afspraken kun je daarbij altijd maken. Alternatief is dat we deze ontwikkeling zo laten voortkabbelen, en gaandeweg het in decennia zo zorgvuldig tot stand gebrachte modelcontract, in onbruik zien raken. Ik ben daar tegen, al was het maar vanuit overtuiging dat je dan na vele verwarrende jaren met elkaar constateert, dat misschien een basiscontract (als vertrekpunt voor specifieke onderhandeling) handig zou zijn… en dan gaan we het wiel opnieuw uitvinden. Denk hier de komende weken eens over, op ’t strand.