
Wat verkoopt?
Voor een echte analyse van wat heden ten dage in Nederland goed verkoopt, moet je vanwege seizoenseffecten een heel kalanderjaar als grondslag nemen. In de zomer zie je veel verkoop van spannende boeken en andere ontspanningslectuur, in de Kinderboekenweek natuurlijk veel kinder- en jeugdboeken, richting feestdagen veel cadeauboeken, rondom de Boekenweek veel Nederlandse literatuur… Wat dit betreft is de boekhandel niet veel anders dan de groenteboer, die in de zomer veel aardbeien verkoopt en in de winter veel boerenkool.
Maar door de bank genomen, dwars door alle seizoenen heen, domineren in De Bestseller 60 een paar genres. Thrillers, altijd. Kookboeken en dieetboeken. Heel veel al dan niet zweverige non-fictie die beoogt ons gelukkiger te maken. Memoires van BN’ers en buitenlandse beroemdheden. En gelukkig toch ook: Nederlandse fictie. Waterdrinker, Pfeijffer, Rijneveld, Lubach, Kluun, Japin. Sommigen daarvan zijn al jaren populair; anderen, zoals Waterdrinker, beleven na lang doorzetten hun doorbraak naar een breed publiek. Véél geduld is daarvoor nodig, bij de schrijver allereerst, maar ook bij zijn uitgeverij. En groot is de opluchting als het dan eindelijk gebeurt. Gerechtigheid.
Soms handhaaft een serieus, journalistiek of academisch non-fictieboek zich maandenlang in de bestsellerlijst. Geert Mak, altijd. Rutger Bregman. Huib Modderkolk. Maar veel geweldige non-fictie blijft ver onder de 10.000 exemplaren, en meestal onder de 2.500.
Misschien het moeilijkst, naast poëzie en verhalenbundels, is het om vertaalde literatuur aan de man te brengen. Het aanbod is aanhoudend groot, zo niet overweldigend. Ferrante steekt er momenteel bovenuit. En uit onze eigen stal: Johan Harstad, wiens Max, Mischa & het Tet-offensief al zo’n 60.000 keer langs de kassa ging (e-books reken ik niet eens mee). Harstad ging in twee golven: eerst met enkele tienduizenden exemplaren via lovende kritieken, prijzen en bevlogen boekverkopers; en dit voorjaar de klap op de vuurpijl door de loftrompetten van DWDD’s Boekenpanel. Dat gelukkige incident verdubbelde de verkoop. Bij elke uitgever van vertaalde fictie ligt dat nog vers in het geheugen: pas als het Boekenpanel met de toverstaf op een vertaalde roman tikte, kwam deze tot leven.
Nu dat tot het verleden behoort, zijn vele vertaalde romans gedoemd tot een leven in de schaduw van die andere genres. Alleen al in ons bescheiden fonds, verschenen en verschijnen dezer maanden uitstekende buitenlandse romans, van de jonge Zweedse Johanna Frid, de internationaal doorgebroken Spaanse Manuel Vilas (binnenkort: Ordesa) en de Noorse topauteur Dag Solstad. Hoe gaan we hier lezers voor vinden, in een tijd waarin ook nog eens de buitenlandse reizen beperkt zijn? (Het korte maar succesvolle bezoek van Michel Faber behoort tot de uitzonderingen; wat bij hem meehelpt is zowel zijn bekendheid als zijn Nederlandse origine). Mooie recensies en wat interviews zullen echt wel volgen (al moet je ook daar beleefd afwachten welke van al die vertalingen uitverkoren worden). Gelukkig is er een Nederlandse, maar op buitenlands aanbod gerichte prijs als de Europese Literatuurprijs. Maar wie of wat vormt een alternatief voor dat aanstekelijke enthousiasme bij DWDD? Is er dan echt geen andere plek op tv? Níét voor vertaalde fictie, daar er geen boekenpanels meer zijn, en de redacties en presentatoren van Nederlandse radio- en tv-programma’s ondanks onze vermeende internationale gerichtheid (‘iedereen spreekt hier Engels’) hun vingers zelden branden aan een gesprek met een buitenlandse schrijver.
Waar is Adriaan van Dis als je hem nodig hebt? En waar is, op dagelijkse basis, Matthijs van Nieuwkerk? En waar is VPRO Boeken? Wie helpt al die geweldige vertalingen aan het publiek dat ze verdienen? Hallo? Is daar iemand?