GOEDE RAAD

De Volkskrant publiceerde zaterdag 2 juni een groot interview met de CEO van een Brits uitgeefconcern, over het belang van boekhandels, bedreiging ervan door online-aankopen et cetera. Niet oninteressant, maar voor de Volkskrant-lezer die geïnteresseerd is in het wel en wee van het boekenbedrijf, zou een groot, grondig artikel over de Nederlandse situatie aangaande lezen, schrijven en verhandelen van literatuur zinvoller zijn. Daarvoor werd in april al een stevige basis gelegd door de Raad voor Cultuur, met een dik rapport getiteld De daad bij het woord, met analyse van de belangrijkste ontwikkelingen in de letterensector. De Raad riep hiervoor de hulp in van een stevig groepje boekenvakkers, een hele rij directeuren van fondsen en bedrijven, alsook schrijvers.

Ik nam de tijd dit rapport door te lezen, en al kom ik er wat aanvechtbare conclusies in tegen, er staan stevige, relevante aanbevelingen in.

Ligt het aan mij, of las ik er heel weinig over? Zelfs in de vakpers miste ik wat zo’n rapport verdient: een heldere samenvatting, en nadere beschouwing van de aanbevelingen. Ongetwijfeld zijn er bij ‘beslissers’ woorden aan besteed – maar is het niet gek dat het een actieve uitgever als ondergetekende, en met hem vele bevriende vakgenoten, weinig ter ore is gekomen? Terwijl het toch niet mis is wat er gesignaleerd wordt.

Het goede nieuws: na de magere jaren 2009-2015 zijn er tal van hoopvolle keerpunten opgetreden, herstel van omzet, nieuwe initiatieven, doorstart van de Polare-boekwinkels, en dergelijke.

Het slechte nieuws overheerst echter. Uit onderzoek blijkt dat in 1975 nog 6,5 uur per week (boeken!) gelezen werd, tegen in 2011 nog slechts 2,5 uur per week. Inmiddels lezen we gemiddeld nog maar 37 minuten per dag (papier en scherm), inclusief boek en tijdschrift. Laat dat een kwartiertje boekenlezen per dag zijn, keer 7 dagen = 1,5 uur per week. Dat is dan het gewogen gemiddelde over de gehele bevolking, waarbij vastgesteld is dat de kloof tussen ‘hoog- en laaggeletterden’ razendsnel is toegenomen. De Raad, die dit onomwonden ‘zeer problematisch’ noemt, adviseert dan ook grote haast te maken met het (opnieuw) kweken van leesplezier onder jongeren en onder alle sociale geledingen van de bevolking. Daarbij zijn ‘ambassadeurs’ van cruciaal belang, schrijvers bijvoorbeeld die ‘nieuwe lezers’ warm kunnen maken voor boeken (ik kan er niet omheen hier onze romancier Alex Boogers, veelgevraagd door juist niet-elitaire scholen, met stip te vermelden als zo’n ambassadeur).

De Raad beveelt dringend aan fors te investeren in lees- en literatuuronderwijs, waarbij (ach, hoezeer snakten we de laatste decennia niet naar dát inzicht en dat stellige voornemen!) onderwijs en cultuursector nou eens nauw zouden moeten samenwerken.

Daartoe is al een (’tweemaandelijks’) ‘Leesoverleg’ gestart, waaraan alle relevante instanties zouden samenwerken. Is dat al aan de gang? Wie zitten daarin? Wat is precies het plan van aanpak van dit Overleg? Hoe gaan soms ineffectieve leesbevorderingsprojecten omgebouwd worden tot keiharde actie?

Idem het mij eveneens nog onbekende ‘KVB Boekwerk’, een ‘kenniscentrum’ ter stimulering van innovatie, diversiteit en pluriformiteit (mede in verband met de Vaste Prijs, waarvan voortzetting aan het Rijk dringend wordt aanbevolen). Wat is de agenda? Wanneer kunnen we er als deelnemers aan de literatuurindustrie meer over vernemen? Is er nog weinig te melden of schiet dit Boekwerk tekort in informatieoverdracht aan al die schrijvers, boekhandels, bibliotheken en uitgevers? Hoe zullen, om met de titel van het rapport zelf te spreken, daden bij het woord gevoegd worden?

Een laatste grote aanbeveling schuilt in ‘eerlijke auteurshonorering’, gestoeld op aanname dat er weinig te lezen valt als de schrijvers hun lier aan de wilgen hangen. Uitgevers wordt aangeraden helderheid te verschaffen aan inkomen uit digitale producten van de werken der schrijvers. Dit is zo’n ingrediënt waarbij ik aarzel: a) is ooit gebleken dat schrijvers pas waardevolle boeken schrijven als ze er een goed inkomen aan verdienen (let wel, ik gun het allen)? en b) is het inkomen uit digitaal lezen wel zo cruciaal, als je kijkt naar matig marktaandeel ervan? Onze cijfers daarin, die ik overigens wel degelijk geregeld toelicht aan onze schrijvers, wijzen op een verwaarloosbaar inkomensbestanddeel. De digitale markt vormt nu circa 5% van de totale omzet (en daaruit vergelijkbaar aandeel in honoraria). Uitgevers wordt ietwat bedilzuchtig ook aangeraden een auteur vooral niet na twee, drie boeken te laten vallen. Ik weet niet of die ontwikkeling er wel is eigenlijk (uitgevers hebben groot cultureel en commercieel belang bij duurzaam ontwikkelen van oeuvres), en de uitgevers díe zo hap-snap werken, maken die de dienst wel uit? Ook wordt uitgevers aangeraden meer oog te hebben voor stimulering van schrijftalent uit, laat ik zeggen, de niet-elitaire geledingen. Ook dat is bevoogdend en bezijden de huidige literaire realiteit – kijk naar de onverbiddelijke opkomst (ook in de shortlists van grote prijzen) van Alex Boogers, Murat Isik, Alfred Birney, Mano Bouzamour, et cetera.

Maar ik geef toe, dat is pas de laatste jaren echt serieus op gang. We kunnen onderzoekers enig na-ijlen op de werkelijkheid niet al te euvel duiden (zoals ook de opmars van vrouwelijke auteurs pas laatste twee, drie jaar manifest geworden is).

Terug naar de essentie: wat zonde dat dit belangrijke rapport niet meer verspreiding en behandeling ondervond onder al die duizenden werknemers in de letterensector. Maar wat goed dat in de kern nu bevestigd is, van hogerhand, dat het vijf voor twaalf is in aanpakken van de ontlezing, en krachtige samenwerkingsverbanden urgent zijn. Leesoverleg, Boekwerk: goed bedacht. Nu de uitvoering nog, en vooral ook heldere, constante berichtgeving erover aan alle mensen die deze omwenteling dag in dag uit tot stand moeten brengen.