UITGEVERS

Een uitgeefster uit een concern (niet gaan raden want daar zijn er heel veel van) vertelde me, dat ze soms twijfelt aan het werken binnen zo’n groter geheel, maar ook blij is dat haar grote baas allerlei bestuurszaken doet, zodat zij zich op het uitgeven kan concentreren. Dat is een verschil met zelfstandig uitgeven, ‘indie’ zijn, waarbij je behalve de uitgever (met al zijn auteurs) ook de ondernemer bent, inclusief zaken de bedrijfsvoering betreffende en, als het collectieve belang je aan het hart gaat, bestuurszaken de branche betreffende.

Omdat het hele vak me interesseert, maar de eigen auteursstal en de exploitatie ervan voorgaat, wringt weleens het gebrek aan tijd om geregeld grondig onder de motorkap van het vak te kijken. Vandaag bijvoorbeeld las ik over financieel gesjoemel bij Buma/Stemra. Voor ik het wist googelde ik een uur op deze machtige organisatie, waaraan Lira gekoppeld is, en waarmee ook de Auteursbond (voorheen Vereniging van Letterkundigen) weer banden heeft. Belandde in de jaarcijfers van Stichting Lira. Geldstroom hier, geldstroom daar. Maar moest en wenste toen toch weer voorrang te geven aan lezing van een zojuist voltooid, overigens krankzinnig veelbelovend romanmanuscript van een Podium-auteur (Laura van der Haar). Wat blijft, is een knagend gevoel dat ik niet toekom aan beter begrip van de leidingen en zuigers en bougies van die collectieve organisaties. Troost is in zekere zin dat de auteurs zelf er doorgaans ook weinig van begrijpen, en zich in instituties als Lira nauwelijks verdiepen. Maar dat mag geen troost heten, want hoe graag zou je hen als uitgever niet proactief (sorry voor dat woord) adviseren.

Van zulke dingen.

Anderzijds, mijn kleurrijke voorgangers blonken evenmin uit in bestuurlijke verbinding aan brancheorganisaties. Arjen Fortuin recenseert in het nogal highbrow en tot licht-academische non-fictie beperkte,maar steeds leesbaarder wordende Nederlandse Boekengids, ‘The Dutch Review of Books’ (jrg. 2 nr. 4), vier biografieën van zulke uitgevers: Emanuel Querido, Johan Polak, Geert van Oorschot (opmerkelijk: een biografie door de recensent zelf) en Rob van Gennep. Alleen de laatste stond bekend om zijn hart voor de goede zaak, niet alleen via zijn fonds maar ook als bestuurder (met permanente strijd voor de vaste prijs bijvoorbeeld). Fortuin verbindt deze loopbanen met de gerezen kwestie rond Mizzi van der Pluijm en Atlas Contact, binnen concern VBK. En stipuleert, dat deze echte uitgevers, toen en straks, het per definitie moeilijk zouden hebben binnen uitgeefconcerns: ‘Hun onafhankelijkheid maakte dat ze zaken al in gang hadden gezet voordat ze spijt konden krijgen van hun eigen roekeloosheid’. ‘Want wie deze vier boeken goed leest, ziet dat alle momenten waarop een uitgever iets groots verricht, dat gebeurt op intuïtie – en dat die dus het grootste kapitaal van het bedrijf is. Wie dat weggooit of inkapselt,’ schrijft Fortuin refererend aan de kwestie Atlas Contact, ‘houdt niets meer over’.

De zelfstandige uitgever heeft hier geen last van: hij/zij wordt door geen concernleiding belemmerd. Maar alle risico is dan wel voor eigen rekening – en dat mechaniek onder de motorkap van de branche: dat moet je dan noodgedwongen doorgaans toch overlaten aan de directies en staven van de concerns.

You can’t have it all. Al blijven we dromen van etmalen van wat meer dan 24 uur.