Recensies

‘Je staat in de krant!’ Dat was vroeger wat. In de krant staan. In een dag- of weekblad. Voor veel mensen voltrekt de wereld zich al lang elders. Ik hoorde net een gesprek met een meisje wier blog door 720.000 Nederlanders gevolgd wordt. Dat is wat anders dan wat ik net las over het binnenkort tot maandblad getransformeerde Vrij Nederland: huidige oplage dik 20.000.

Toch zijn wij uitgevers en schrijvers nog altijd erg verlangend om over onze boeken te vernemen in krant of tijdschrift. Deels is dat verlangen dus gebaseerd op vervlogen tijden. Maar ook berust dat reikhalzend uitzien naar wat de boekenredacties van ons vinden nog altijd op begrijpelijke gronden. Natuurlijk is het leuk te horen wat amateur- en semiberoepslezers van boeken vinden op internet. Maar het oordeel is zelden zorgvuldig en grondig geformuleerd. Bovendien zijn die meningen zo verspreid, dat nauwelijks sprake is van gezaghebbende platforms waarvan je weet dat lezers erheen surfen om zich terdege te informeren. Als een boekenpanel op tv een boek jubelend omhoog steekt is dat ook aangenaam, en soms effectief – maar het blijven incidenten en het blijven kréten.

Daarom zien wij nog steeds uit naar de mening van beroepslezers op papier. Toen wij onlangs nieuwe boeken uitgaven van Wilfried de Jong, Dorthe Nors, Renate Dorrestein en Marnix de Bruyne, stonden we als vanouds dagelijks, ouderwets, door de dag- en weekbladen te bladeren op zoek naar besprekingen. De meeste van voornoemde boeken zijn inmiddels wel gerecenseerd. Maar er vielen ook lelijke gaten. Niet alle literaire redacties lijken het nog tot hun taak te rekenen om hun lezers over alle béétje tot héél belangrijke boeken te informeren. Of hebben er niet meer de ruimte voor. Traditionele weekbladen als HP/De Tijd en Vrij Nederland verschijnen nu maandelijks. En publiceren dan een enkele boekbespreking. Alleen die ontwikkeling al beperkt drastisch het palet aan recensies. De meeste redacties zijn van goede wil, maar moeten dramatisch woekeren met de gekrompen ruimte. Dat geldt wat minder voor de dagbladen, die hun beste beentjes voor zetten. Maar je merkt ook daar toenemende a-selectiviteit. Tekenend is hoe de redacties reageren als uitgevers nieuwsgierig (of wanhopig soms) navragen waarom boek X nog niet besproken is: ‘Oh maar we hebben dat boek toch al vermeld in onze signalementen-rubriek?’ Steeds vaker hoor je ook deze: ‘We hebben de auteur al geïnterviewd en kunnen dan niet óók nog eens een recensie plaatsen.’ Daar kun je als uitgever en auteur verdrietig van worden, want het slaat nergens op. Als je pretendeert het actuele boekenaanbod te volgen, minimaal het waardevolle deel ervan (goed, die keuze geschiedt op subjectieve gronden, maar dat mág), dan is een signalement of een interview geen alternatief. Eén is het boek zelf: wat vindt de recensent daarvan? Twee is pas het gesprek erover, het interview, als je als redactie denkt dat het boek zó boeiend is, dat het een interview loont.

Maar er een beetje over te kniezen helpt niet. Literaire media, nogmaals, zijn van goede wil, want het boekenaanbod gaat hen ter harte, anders zouden ze wel op de sportredactie gaan werken, of in het onderwijs.

Blijft dan de niet onbelangrijke vraag, hoe we ons voorstellen dat in de nabije toekomst literaire kritiek bedreven gaat worden. Hoe en waar en door wie kan dat gaan plaatsvinden, nu de reguliere media zo moeten woekeren met de hen toegemeten ruimte voor recensies, en oplagen zo dalen?

Ik zou daar best een conferentie over willen bijwonen. Desnoods co-organiseren. Want boeken die niet besproken worden, zijn gedoemd tot een bestaan ofwel in het schelle zoeklicht van een tv-programma, ofwel in de schaduw, waar zoals bekend maar heel weinig planten gedijen.