Gipharts Harem

De nieuwe roman van Ronald Giphart stemt me om uiteenlopende redenen al dagen vrolijk. Het is de vrolijkheid om het kale feit dat er in onze uitgeverij een boek van de persen is gerold dat vele lezers tot zich zullen willen nemen; en dat is toch waartoe de uitgever op aard is: bemiddelaar zijn tussen schrijver en lezer. En als de eerste druk dan niet enkele duizenden maar tienduizenden exemplaren telt, verhoogt dat natuurlijk de arbeidsvreugde. Verwant hieraan is de vrolijkheid om de belangstelling voor deze roman bij de media; alle literaire redacties klopten al aan voor een proef toen deze er nog niet eens was. Recensies, interviews – ook bevredigend als niet elke bespreking vier sterren zal ophoesten. (Ik dek ons voor de zekerheid even in.)

Ook leuk is de hevige interesse van boekverkopers voor Harem – gretig lazen velen van hen de voor Kerst al rondgestuurde sneakpreviewen klopten aan met verhoogde bestellingen, verzoeken om signeersessies en affiches, en wat zich nog meer tussen boekhandel en uitgeverij aan vrolijke drukte kan voordoen.

Ook de fysieke verschijningsvorm tovert steeds een glimlach op het gezicht. It may sound freaky, maar het is gewoon een bijna lichamelijke sensatie als een boek tot in elke bedrukte papiervezel klópt; van het heldere omslag met klare belettering en rendierbeeld (in spotvernis) tot aan de soepele lijm waarmee de dikke driehonderd bladzijden mooi zwart bedrukt zijn, gezet in de Trump, een letter die we voor Ronald gebruiken vanaf zijn debuut Ik ook van jou.

Dan is er de sensatie, de ultieme arbeidsbevrediging, dat auteur en uitgeverij, zoals dat altijd wel gaat waar de Letteren zichzelf serieus nemen, tijdens het redactieproces elkaar soms danig op de proef stelden, maar dat er ten slotte wederzijdse zekerheid is dat werkelijk alle punten op alle i’s gezet zijn. Mij is de grote eer gegund tot nu toe al Ronalds fictie te hebben uitgegeven (en er staat me een rijtje zo langzamerhand).

Maar de breedste lach roept de roman zélf op. Hoewel ik deze roman in diverse stadia heb gelezen, niet zo precies als onze redacteur Willemijn Lindhout, maar wel zo intensief dat geen scène meer nieuw voor me is, begin ik steeds als ik de roman opensla weer te lezen, meegevoerd door het bruisende water van het verhaal en de taal waarin dat verteld wordt. Misschien is dit sowieso Gipharts vrolijkste roman tot nu toe. Niet dat de personages niks te verliezen hebben – en ze verliezen ook geregeld, onderweg in hun levens. Maar zelfs na het spannende en ietwat dreigende slotstuk overheerst bij mij als lezer de vrolijkheid. Of hij het bewust deed weet ik niet eens, maar feit is dat de karakters, als in een vrolijke Scandinavische zomerfilm, zelfs als ze zich in de vingers snijden niet tot zwaarmoedigheid gedreven worden. Mag dat, een feelgoodnovel? Niet als het de luchtigheid heeft van een dessert met te veel schuim van eiwit. Wel als het, zoals in de beste romcom, het volle leven zelf weerspiegelt.

Dat het daarbij ook een roman is over exclusiviteit (of niet) van de liefde, over een zoon-vaderrelatie, en over het verschil tussen woorden (schrijvende zoon die het verhaal vertelt) en beelden (specialiteit van diens vader, de fotograaf): het draagt allemaal bij tot de rijkdom van dit boek.

Ik ook van Harem.