
Light
In het boekenkatern van NRC schreef Dieuwertje Mertens afgelopen vrijdag een stuk over ‘Literatuur Light’, die steeds verder zou oprukken. Dat vonden vooral Jeroen Vullings en Joost de Vries. Jos Joosten daarentegen (en ik, alweer een Joost, maak hier geen naamgrapjes!) stipuleert dat het van alle tijden is dat critici klagen over de belabberde productie van literatuur. Volgens hem zijn critici ‘zélf onderdeel van die productie’, door ook veel niet-literatuur aandacht te geven. Als voorbeeld geeft hij dat Komt een vrouw bij de dokter genegeerd werd, maar dat opvolger De weduwnaar wél alom ruimte kreeg.
Tja.
Ik denk dat in deze ‘discussie’ indringend sprake is van oude wijn in nieuwe zakken, in die zin, dat wat nu ‘literatuur light’ genoemd wordt, door critici van vorige generaties als ‘lectuur’ werd afgedaan. Of als ‘damesromannetjes’.
Van alle tijden is ook de vermeende rol van uitgevers hierin, die alleen maar bezig zouden zijn ‘met hoe ze een boek in de markt moeten zetten’. Uitgevers zijn per definitie bezig met de exploitatie van de hen toevertrouwde werken. Het zou wel treurig zijn als ze hun neus ophaalden voor het lezerspubliek; een bakker doet toch ook niet zijn deur op slot zodra de broodjes uit de oven komen?
Een andere vraag is of uitgevers ook in hun bedrijvigheid als ‘gatekeeper’ commerciëler zijn geworden, dus minder investeren in ‘moeilijke boeken’.
Ik betwijfel of dat zo is. Hooguit is er sprake van golfbewegingen: in een periode van hoogconjunctuur op de boekenmarkt kunnen uitgevers zich makkelijker wat commercieel lastigere titels veroorloven dan in een crisisperiode.
Geen drama.
Dat is iets anders dan het in NRC geschetste beeld dat uitgevers met de staart tussen de benen zouden weghollen voor hoogwaardige literatuur, dan wel de auteurs daarvan naar een lager niveau proberen te krijgen door er commerciële ‘haakjes’ in te krijgen. De uitgever die zich in die richting beweegt, zal merken dat het contraproductief is om elke zweem van originaliteit uit een boek te slopen. De lezer is niet gek. Althans, de literaire lezer niet.
Lezers die louter voor hun gemak lezen, willen juist wel formuleboeken, waarin aan het eind steevast de moordenaar bekend wordt, ofwel dat de lange dokter met brede kaaklijn toch voor die smachtende blonde verpleegster kiest.
Oók goed, want het publieksboek maakt het serieuze boek economisch mogelijk. Altijd zo geweest. Uitgeven is een evenwichtskunst.
Waarbij natuurlijk niet alle Echte Literatuur verliesgevend is en alle Lichte Literatuur winstgevend. Kijk maar naar de auteurs die Querido-uitgeefster Annette Portegies in het NRC-artikel trots opsomt: Jamal Ouariachi, Marente de Moor, Gustaaf Peek, Désanne van Brederode… ik denk niet dat daar verlies op wordt geleden. Of denk bij ditzelfde fonds eens aan het mooie, vlot verkopende Vroman-boek van Mirjam van Hengel.
Zo publiceren er ook bij andere uitgevers dozijnen, nee hónderden Nederlandse schrijvers die zich geen seconde de wet laten voorschrijven en die toch lezers vinden.
Of iedereen er een tweede huis van kan kopen weet ik niet; but nobody said writing would offer us a gold mine – al moet daar inhoudelijk wél altijd naar gestreefd worden. Licht of zwaar. Met of zonder haakje.