
Erik Menkveld
Eind jaren tachtig liepen we elkaar geregeld tegen het lijf in de van systeemplafonds voorziene vertrekken van de (let op) Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels. Ik deed er redactiewerk, hij administratief werk (om wat bij te verdienen). Beiden wilden we iets véél opwindenders, iets met schrijven en schrijvers liefst. Dat schiep een band, al ontwikkelde zich geen vriendschap. Daar was geen bijzondere reden voor geloof ik, want er was genoeg te delen; we waren beiden literaire jongemannen die ook nog eens, als mijn geheugen me niet ernstig bedriegt, ongeveer gelijktijdig vader werden.
Sindsdien sprak ik hem slechts incidenteel, in literaire wandelgangen, laatstelijk in Rotterdam, bij de uitreiking van de C. Buddingh’-prijs 2013, en kort daarna in Den Haag bij de uitreiking van de debutantenprijs Academica Literatuurprijs 2013. Shira Keller won die avond.
Met Erik, een jaar eerder de laureaat op die plek, sprak ik op de borrel na afloop over de effecten van die prijs op de verkoop. Hij vertelde hoe goed zijn prozadebuut Het grote zwijgen dankzij die prijs bij Van Oorschot was doorverkocht.
‘Het zijn de leesclubs die je boek dan massaal gaan kopen en lezen, geweldig is dat,’ waarbij hij zijn karakteristieke, indringende ogen tevreden tot spleetjes trok.
Nu is deze uitstekende dichter, deze tot in zijn vingertoppen van literatuur doordrongen man, ineens overleden, en ik ben als al die anderen met stomheid geslagen. Zijn boeken blijven. Zijn mooie gedichten, en dat recente, bekroonde prozaboek, dat in de titel onbedoeld vooruitwees naar het zwijgen dat hem voorgoed is opgelegd.