K. Schippers

Is het gepast om in deze column te kwetteren over een auteur die elders publiceert? Het moet even. Afgelopen weekend liep ik voor het Stedelijk Museum de schrijver K. Schippers tegen het lijf, aan de zijde van zijn vrouw. Ik ben altijd weer verbaasd als een auteur van naam en faam mij blijkt te herkennen en zomaar een praatje aanknoopt, zeker als het een schrijver is die ik op de middelbare school al las.

Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter, sinds kort ook bekend als de vader van de vrouw die cinematografisch Nederland een boost gaf via 12 Years a Slave) is veel ouder dan je hem geeft: hij werd geboren in 1936. Ga maar eens rekenen, en slaak een kreet van verbazing. (Ik wou hier zeggen: als ik op zijn leeftijd nog zo’n bos haren heb als hij spring ik een gat in de lucht – maar zo’n borstelig haardeksel heb ik helemaal nooit gehad.)

Pas teruglopend naar huis wist ik weer wanneer ik hem voor het eerst sprak: toen ik als student Nederlands een scriptie schreef over Hollands Diep, en hem erover mocht interviewen. Hij was toen al een legende, voor mij als jonge neerlandicus: een generatie eerder stond hij aan de wieg van het geruchtmakende tijdschrift Barbarber. Dat hoogst verfrissende bevreemdingskabinet richtte hij op met zijn vrienden Bernlef (Henk Marsman) en G. (Gerard) Brands. Beiden overleden in 2012 kort na elkaar, en spelen een rol in zijn mooie laatste boek, Voor jou.

‘Ja,’ zei hij op het Museumplein, ‘het gaat goed met me, jongen. Maar er gaan er steeds meer dood, hè.’

Veel van zijn legendarische literaire collega’s publiceerden bij Querido, waar in de bloeiperiode 1960-1990 een zeldzaam hoogconcentraat aan literair talent onderdak vond; behalve Bernlef onder vele anderen ook Haasse, Vroman, Hugo Brandt Corstius, Schmidt en Springer. (Van der Heijden publiceerde er ook, maar die valt uit dit rijtje even weg, omdat hij nog in de bloei van zijn schrijversleven verkeert, en naar De Bezige Bij verkaste. Maar dit, zoals u merkt, tussen haakjes.)

God, die bibliografie van Schippers, check it out. En kijk naar de prijzen die hij kreeg, van P.C. Hooftprijs tot Libris Literatuurprijs. And still counting.

Toch is er geen begin van ijdelheid. Altijd een gewone Amsterdamse jongen gebleven, met de nieuwsgierigheid van een literaire jongeling.

We spraken ook even over de situatie op de boekenmarkt. Ook hierin bleek hij de nuchterheid zelve. In plaats van zich te verliezen in het bekende rijtje deelverklaringen (Polare; digitaal; leesgedrag; recessie; online-verkoop), volstond hij met deze waarneming: ‘Luister, het is toch eenvoudig? Het is allemaal misgegaan vanaf het moment dat mensen in het vak gingen denken dat je met literatuur rijk kunt worden. Dan krijg je problemen, want dat kán helemaal niet, of je nu schrijver of boekverkoper of uitgever bent. Moeten we niet al heel blij zijn als we met literatuur een boterham kunnen verdienen?’

Laten we om het kampvuur van de letteren véél meer spreektijd geven aan de indianen die alles al hebben meegemaakt. Als het over zijn wilde haren past: meet in elk geval Schippers snel een indianentooi aan.