
Lessen
In beschouwingen over de crisis in het boekenvak worden vaak parallellen getrokken met de neergang in de muziekindustrie (waar het nu weer wat beter zou gaan dankzij Spotify). Die vergelijking gaat maar ten dele op. Zo kunnen muzikanten het inzakken van platenverkoop compenseren met optredens (als ze volle zalen trekken tenminste), waar schrijvers a) niet per definitie uitblinken in optreden; en b) als het goed is vooral aan hun schrijftafel zitten. Voor een schrijver kan voorlezen in een zaaltje nooit een hoofdactiviteit zijn.
Maar nu las ik toch een verhaal vanuit de krochten van de muziekindustrie dat ook het boekenvak aan het denken moet zetten.
Dirk De Clippeleir, heden directeur van Ancienne Belgique, ‘het Brusselse Paradiso’, maar bobo geweest bij EMI en Universal, zegt in NRC van 24 februari met veel zelfkritiek behartigenswaardige dingen.
‘Spotify gaat de muziekindustrie niet redden. Voor de consument is het fantastisch, maar wie betaalt er? 80% van de gebruikers kiest voor het gratis model met advertenties. Als je vroeger vier cd’s kocht voor zestig euro had je veertig, vijftig liedjes. Nu heb je álles, voor tien euro per maand. En iedereen die daaraan meewerkt moet een stukje van die tien euro krijgen. Dat is onhoudbaar.’
Artiesten zouden hun teruglopende inkomsten kunnen compenseren uit optredens, ‘maar ook dat staat onder druk. […] We zien het nu al, jongeren van 16 jaar gaan veel minder naar concerten. [Ze] gaan op een totaal andere manier met muziek om. Wij waren fans, je kocht een cd en je luisterde er tien keer naar. Jongeren luisteren via YouTube, een stukje van een liedje, dan weer iets anders. Er is te veel.’
Als voorzitter van IFPI bestreed hij muziekpiraterij. Dat hadden ze anders moeten doen, vindt hij nu. ‘Het sluiten van Napster was de grote overwinning voor de muziekindustrie. Toen kwamen er tien die het nog beter deden. Achteraf hadden we Napster moeten kopen. Dan hadden we de technologie in handen gehad.’
Intrigerend is ook dat hij de cd ‘de grootste mislukking uit de geschiedenis van de verpakkingsindustrie’ noemt.
‘De elpee was mooi. Met grote letters, mooi groot artwork. Hij rook lekker. Krasvrije muziek, dat was het grote voordeel van de cd. Maar het doosje is zo kapot, het is een verschrikkelijk product. (…) We stopten een emotioneel product in het meest zielloze object aller tijden.’
Vanwege het boekje bij een cd koopt hij er toch af en toe een. Maar de winkels zijn op de vingers van een hand te tellen. Ook hier trekt hij het boetekleed aan.
‘We hebben de platenzaken zelf kapotgemaakt door supermarkten hoge kortingen te bieden als ze cd’s zouden verkopen.’
Hij voegt er nog deze les aan toe: ‘Door cd’s of boeken gratis mee te geven maak je ze in de ogen van de consument waardeloos.’
Dit is voor de boekenuitgever food for thought. Moeten we niet als branche illegale downloaders opkopen in plaats van ze te bestrijden, en heel snel heel collectief gaan optrekken in het digitale leesverkeer, teneinde aan het roer te blijven? Moeten we wel blijven leveren, tegen grote kortingen, aan de Albert Heijnen van deze wereld, ten koste van de moedige boekhandels (al hebben wij dan tenminste nog een vaste prijs)? Moeten we wel toewerken naar een Spotify voor boeken als je ziet hoe weinig geld er straks te verdelen valt? Moeten we ónze ‘emotionele producten’ niet vooral heel hoogwaardig en mooi blijven uitvoeren en classy distribueren? Moeten we wel zoveel boeken weggeven aan inkopers, media en consumenten, met het risico dat ook het boek ervaren gaat worden als ‘waarde-loos’ product?
Ik ben zeker niet de eerste die deze vragen opwerpt. Ook ik ben inzake het digitale lezen vaker defensief geweest dan offensief. Ook ik heb me laten vermurwen grote retailers op de eerste rij te zetten. Maar we kunnen als branche nog bijsturen, als we de handen ineenslaan en niet zomaar opgeven dat we voor de auteurs en onszelf voldoende kunnen verdienen om ons werk te blijven doen. Werk dat nobel is, maar ons ook moet voeden.