
Boekenboer(in)
Aardig wat boekverkopers namen de moeite ons bruisende jubileumfeest met een bezoek te vereren. Collegiaal en betrokken. In mijn slotwoord die avond had ik de boekhandel gelukkig niet doodverklaard (noch de uitgeverij trouwens, al is er in Leiden binnenkort een bijeenkomst met de niet eens ironisch bedoelde titel ‘Het einde van de uitgeverij’).
Had ik de boekhandel in die zin gelukkig niet gediskwalificeerd, ik had de winkels evenmin in mijn dankwoord betrokken. Daarop werd ik na afloop fijntjes gewezen door boekverkoopster Gerda Aukes van Boekhandel Den Boer. Eveneens met een pesterige glimlach vroeg ze waarom ik niet op haar gestemd had in het kader van de Verkiezing Beste Boekverkoper. Omdat ik deze boekwinkel niet goed kende, eerlijk gezegd; uitgevers die niet zelf de rol van vertegenwoordiger op zich nemen, kennen veel te weinig boekverkopers.
Vervuld van wroeging sprong ik zaterdag in de auto en bracht deze Libris-boekwinkel te Baarn een onaangekondigd bezoekje. Dat leverde me veel op. Allereerst een gastvrije ontvangst door Gerda (zo mag ik haar nu noemen), die me in het kantoortje achter in deze fraaie jugenstilwinkel een koffie inschonk. In hoog tempo vergeleken we onze inzichten omtrent de stand van zaken in boekenland. Het verloop van onze omzetten bleek keurig parallel te lopen aan de branche. Oorzaken: de economische crisis, onrust over de toekomst van het papieren boek, en een zekere ontlezing. Een aannemelijke verklaring hiervoor bood de ochtendkrant van die dag: de verslaving aan de smartphone neemt snel toe.
In onze overpeinzingen werden we gestoord door een jonge bediende, die zijn bedrijfsleidster met lichte paniek in de ogen vroeg: ‘Hebben wij een streekroman in huis?’ Er was vraag naar bij de kassa. ‘Nee,’ zei Gerda met feilloze warenkennis.
Confronterend, dat een heel genre zo maar uit de gratie kan raken.
Een andere junior kwam even later binnen met de vraag of Gerda misschien wist welk kinderboek bedoeld werd met de omschrijving ‘flink dik, een titel met een kleur erin, en iets met tijdreizen.’ Gerda wist direct dat dit een boek van ene Kerstin Gier moest zijn, ‘uit die serie van Kluitman’. Mijn respect nam verder toe toen we even later een rondgang deden door de winkel. Ik zag het nieuwe boek van Wilfried de Jong, Kop in de wind, tussen andere wielrenboeken liggen. ‘Sorry dat ik even moet ingrijpen Gerda, maar dit zijn eigenlijk literaire verhalen, die zou je dus óók bij de literatuur moeten leggen volgens mij.’
Ze trok me mee naar die afdeling en toonde trots dat het boek ook dáár was neergelegd.
Ik kon er evenmin omheen gewag te maken van de grote interviews met de jonge Zuid-Afrikaanse dichteres Ronelda S. Kamfer. ‘Wonderbaarlijk matig ingekocht bij aanbieding,’ zei ik kritisch. ‘Maar daar komt de boekhandel nu wel achter, denk ik.’ Gerda leidde me naar de kast met poëzie, waar Santenkraam keurig op de plank stond, een frontaaltje zelfs.
Toen ik ook nog overal handgeschreven aanbevelingen zag op voorkeursboeken van het personeel, en later op de computer de enthousiaste blog van de boekverkoopster las (www.moetjelezen.com), wist ik: dit is nou ronduit wat je noemt ‘een goede boekhandel’. Een zéér goede boekhandel die nog decennia glorieus overeind dient te blijven.
Dat Libris al wekenlang de wonderlijke kreet ‘Boeken van vlees en bloed’ door de ether laat schallen, vergeven we met ruime hand.