
Johannes
Markanter kan een culinair journalist niet zijn. Daarover is al veel gezegd en zal nog meer gezegd worden. Op de website van Boekblad vertelde Vic van de Reijt over zijn samenwerking met Van Dam als auteur van even gezaghebbende als goed geschreven werken. Zijn Alles warm gaf ik in 1992 samen met Vic uit bij Nijgh. Ik maakte kennis met een van de meest veeleisende auteurs die ik ben tegengekomen. ‘Arrogant’ vond hij zichzelf niet, las ik ergens, wel ‘pedant’. Dat viel nogal mee. Hij bemoeide zich weliswaar tot in detail met de uitvoering van het boek, alsmede met de exploitatie ervan, maar bij iemand die (bijna) altijd gelijk heeft, is dat voor de uitgever alleen maar verrijkend.
Ons succes met Johannes stond overigens aan de wieg van een ander succesvol en markant schrijver: Nicolaas Klei. Hij hoorde via Judith Uyterlinde dat we zochten naar een ‘Johannes van Dam op wijngebied’ en diende zich schoorvoetend aan. The rest is history.
Nadat ik in 1994 met slaande deuren vertrok bij Nijgh, kwam ik Van Dam in café De Zwart nog geregeld tegen. ‘Ik hoorde dat je te lui was bij Nijgh,’ zei hij, mij loerend opnemend.
Het was de eerste en laatste keer dat iemand mij lui noemde. Toen ik mijn verbazing toonde en hem zei dat mensen mij van veel mogen betichten, maar niet van ‘luiheid’, draaide hij bij. Later hadden we nog weleens professioneel contact – zo bleef ik hem betrekken bij nieuw werk van de door hem als collega geapprecieerde wijnschrijver Klei, en een enkele keer gaf hij desgevraagd zijn mening over een buitenlands kookboek dat ik bij Podium overwoog in vertaling uit te brengen.
Maar de mooiste herinnering bewaar ik aan de periode 1987-1990, toen ik hem als jeugdige hoofdredacteur van Boekblad enkele keren stukken liet schrijven over de nieuwe oogst aan kookboeken (het was kort voor hij de Kookboekhandel overnam). Journalisten kwamen hun getikte kopij nog op de redactie langsbrengen. Zo ook Johannes. Uiteraard had hij over elk woord nagedacht en hield hij streng toezicht op redactionele verbeteringen.
Zich misschien bewust van zijn veeleisendheid, kwam hij een keer langs op de redactie op het Frederiksplein met een bijzonder cadeau. ‘Ga zitten,’ gebood hij. Geheimzinnig haalde hij een doosje uit een intensief gebruikte plastic zak. Een ongemeen sterke lucht verspreidde zich al over de burelen voor hij het deksel van het doosje lichtte.
‘Pak er maar een uit,’ zei hij op die wat lispelende toon, die een nonchalant gebitsonderhoud verried. ‘Voor jou.’
Verbijsterd keek ik naar de inhoud. Gedroogde paardenkeutels, dacht ik eerst, op bijzondere wijze bereid?
‘Dit zijn de beste truffels die je in Nederland kunt krijgen,’ verzekerde hij. ‘Ruik maar eens. Net gekregen van slager De Leeuw hier in de Utrechtsestraat.’
Pas later las ik in een boek over truffels dat die unieke geur volgens kenners maar met één ander aroma vergeleken kan worden, dat van een heel ander natuurproduct: sperma.
Hopelijk heb ik de enorme, kostbare truffelklont thuis zorgvuldig bereid. Geschaafd, over een subtiel bergje hete, romige pasta.
Als ik hem later ontmoette, en hem dicht naderde, trof mij steeds die aardse, heftige geur. Ik moest dan altijd aan zijn gulle geschenk denken, en vroeg me af of hij thuis misschien permanent wat truffels had liggen, dicht bij zijn garderobe.
Een uniek mens is heengegaan.