INTERNE SUBSIDIE

Op de presentatie van een fotoboek sprak ik een illustere vakgenoot die zich grote zorgen maakt over de boekenmarkt. Niet een gebrek aan winst bleek hem zorgen te baren, maar juist het primaat van winst. Met een blik waarin woede en teleurstelling om voorrang streden, vroeg hij me of ik nog uitgevers ken die het aloude principe van de ‘interne subsidiëring’ hanteren. Hij gaf voorbeelden van gerenommeerde uitgeverijen die de winst op bestsellers niet langer benutten om waardevolle, maar verliesgevende boeken uit te geven. All for the money.
Hoewel mij even zo vele voorbeelden te binnen schoten van uitgevers die nog wel degelijk boeken uitbrengen van schrijvers wier oeuvres steevast verlies opleveren, is er onder uitgevers inderdaad een tendens waarneembaar naar structurele vermijding van economisch lastige boeken. Dat moge vanuit ondernemerschap meer dan verdedigbaar zijn, het leidt wel tot een verschraling van het aanbod. En geeft tegenstanders van de vaste prijs voor het boek een gevaarlijk wapen in handen. Maar het wordt uitgevers ook niet makkelijk gemaakt een vorm van mecenaat via interne subsidiëring vol te houden. Het mag dan tot eer strekken óók boeken uit te geven waarvan de culturele waarde groter is dan de economische, nu boekwinkels op hun beurt die ‘moeilijke boeken’ eveneens in toenemende mate uit hun assortiment weren, dreig je als uitgever te investeren in een voorraad boeken die de magazijnen nimmer zullen verlaten. Ook de media spelen steeds meer op ‘safe’, en geven in hun kolommen prioriteit aan geheide en gehypte sellers. Ten slotte wordt uitgevers de pas tot die subsidiëring afgesneden door de sterk teruglopende loyaliteit van succesvolle auteurs voor de minder bedeelden, via claims om allengs progressiever stijgende royaltystaffels.
Toch doen zich voortdurend zalige incidenten voor die de uitgever moed influisteren. Alleen al de afgelopen week mocht ik dit twéé keer ervaren. Peter Pontiac kreeg de eervolle Marten Toonderprijs, niet in de laatste plaats voor zijn graphic novel Kraut. Vele jaren alweer sinds de verschijning van dit boek, kunnen we dankzij die prijs nu een nieuwe druk opleggen, en maken maker en uitgever alsnog kans op wat ‘loon naar werk’. Uiterst bevredigend is ook te constateren dat onze nieuwe serie met verhalenbundels mooie persstemmen losmaakt, zoals in Het Parool van 4 mei voor zowel Benjamin Burg’s Leo, de vrouwenman (4 sterren) als De laatste sigaret van de Brit Stuart Evers (‘Nu al de beste verhalenbundel van het jaar’). ‘Verhalenbundels? Dat verkoopt niet…’ was de enige zekerheid die we vooraf hadden. Maar met een beetje geluk, en inzet van critici en boekverkopers, gaan we deze vooralsnog uit bestsellers gesubsidieerde uitgaven, gaandeweg uit de rode cijfers tillen. Neemt niet weg, dat voorzichtigheid geboden is. Sinds we op de London Book Fair aan agenten trots over deze reeks vertelden, krijgen we uit alle windstreken vertaalrechten aangeboden op verhalenbundels. ‘Wel goed, maar niet gek’, zou ik onszelf en andere uitgevers aanraden.