CA[MU]
‘Ik vind je columns heel leuk,’ vertrouwde iemand me laatst toe, ‘maar ze zijn wel vaak te lang.’ Interessant! Kennelijk heeft een goede column een bepaalde lengte. Een teveel aan woorden, daar ben ik het wel mee eens, is voor een column niet goed, dan gaat het op een artikel lijken, op een kort essay of verhaal, en die genres lees je op andere momenten, op andere plaatsen, om andere redenen. Een column wordt geacht kortstondig afleiding te bieden, met een mening die stellig is, maar makkelijk consumeerbaar door de frivole en polemische toon.
Er zijn de nodige voorbeelden te vinden van columnisten die de lezers jarenlang aan hun voeten kregen met zeer korte columns, switchten naar langere columns, eigenlijk meer zendtijd kregen… om vervolgens geen lezers te winnen maar te verliezen.
Toch lijkt een goede column qua lengte ook een ondergrens te hebben. Allemaal wel even leuk en knap, die miniatuurtjes van enkele alinea’s, maar ze verworden al snel tot agendawijsheden, dagboeknotities, of huiskamergefilosofeer.
(Hier zou ik bijvoorbeeld deze column heel wijsgerig kunnen eindigen. Dan kunt u snel weer aan het werk.)
Hoeveel woorden telt de ideale column, weet iemand dat? Gek eigenlijk dat er in Nederland, land van columnisten bij uitstek, wel een leerstoel bestaat voor popmuziek, maar niet voor columnkunde.
Maar er gloort licht aan de horizon. In een reactie op de hem volkomen terecht toegekende Gouden Ganzenveer (een prijs ooit bedacht door uitgevers, sprak de uitgever trots) kondigde Remco Campert aan, in zijn feestrede bij de uitreiking stil te willen staan bij de columnistiek – een der genres waarin hij al decennialang uitblinkt.
In afwachting van zijn gezichtspunten, feliciteer ik de meester en rond ik deze column snel af, bang uw aandacht te verliezen.