Turijn

Op zich is het bij een verblijf in het buitenland handig de taal van dat land te spreken. Helaas is mijn Italiaans nipt toereikend om de gewenste koffiebereiding aan te geven (‘espresso macchiato’, geleerd bij de Coffee Company in de Leidsestraat), iemand de weg te vragen (‘Via Carlucido?’) en te bedanken (‘grazi’, of was het nou ‘grazie’?). En dan krijg je dus dat een taxichauffeur verbijsterd is dat je de Nederlandse medaillewinnaar Jaantjie Kroelander niet kent. Pas toen de chauffeur, zoals meer Noord-Italianen, een mondje Frans bleek te spreken, werd duidelijk dat de mij geheel onbekende topsporter in de jaren zeventig uitblonk op een Europees kampioenschap windsurfen.
Dat u niet denkt dat het van een leien dakje gaat, zo’n driedaagse boekenbeurs in het centrum van Piemonte. Al moet ik direct toegeven dat ‘Turijn’ vergeleken met de beurzen in Frankfurt en Londen nauwelijks tot oververmoeidheid kan leiden. Buitenlandse uitgevers en rechtenmensen worden er genereus onthaald, gehuisvest in riante hotels en krijgen gratis eigen tafeltjes in het rechtencentrum, een oase van rust in een verder geheel nationale publieksbeurs.
Opa vertelt: toen ik er voor het eerst kwam, eind jaren tachtig, was ik voor zover ik kon waarnemen de enige buitenlander. Als jeugdige hoofdredacteur van Boekblad was ik er uitgenodigd een klinkende lezing te geven over ‘The Future Of European Publishing’ (of zoiets). Bij aankomst op het vliegveld stond een geblindeerde en verlengde Lancia voor me klaar. In mijn hotelkamer lag een enveloppe met een dik pak lires (ooit een munteenheid). Toen ik met mijn lezing in de hand het auditorium betrad, bleken de vier aanwezigen geen Engels te spreken. Het maakte niemand wat uit.
Vier of vijf jaar geleden kwam ik er opnieuw, voor een ‘fellowship’ waar nog een dozijn buitenlanders voor uitgenodigd waren. Opnieuw veel kadootjes, waarin ik zowel de hand van de handelsafdeling van de provincie Piemonte vermoedde als, niet onverwachts in Turijn, autoconcern Fiat.
Zowel de grote hotels als de beurs zelf zijn inmiddels glorieus gehuisvest in de robuuste, adembenemend verbouwde voormalige Fiat-fabrieken en -kantoren. Anno 2010 is de internationale rechtenafdeling van de beurs uitgegroeid tot een veelbelovend jong zusje van de grotere boekenbeurzen. Ik moet zeggen: het smaakt naar méér. De Italiaanse boekenvakmensen spreken inmiddels aardig Engels, en zijn in hun literaire smaak veel internationaler georiënteerd dan bijvoorbeeld de Fransen of Grieken. Een bijkomend voordeel is niet alleen het klimaat en de kwaliteit van de nationale keuken, maar ook de bereikbaarheid: anders dan het Verenigd Koninkrijk (slechts weinigen konden dit jaar deelnemen aan de London Book Fair) is Italië in geval van vulkaanas voor de meeste Europese uitgevers ook per trein, auto of fiets bereikbaar.
Ik voorspel dan ook: over tien jaar is de Salone del Libro vaste prik op de agenda van het internationale boekenvak (met dank aan de provincie Piemonte, de gemeente Turijn en Fiat NV voor hun financiële bijdrage aan deze column).