HOERA TJITSKE
Eerst laat ik de dichteres zelf aan het woord. ‘Een van de dingen die ik heb gewild, is dat Koerikoeloem een gebed is. Een gebed dat, voor wie het bidt, bijdraagt aan het minder in zichzelf gevangen zijn. Dat klinkt zeer ernstig, daarom voeg ik er graag aan toe dat het ondanks alle zwaarte een nogal geestig gebed is – als er iets is dat mensen kan helpen […], is het humor wel.’
Ik citeer hier het slot van een verhelderend vraaggesprek met Tjitske door Fleur Speet, opgenomen in het zojuist verschenen boekje Liefde en bezwering – De poëzie van Tjitske Jansen. Deze publicatie verscheen ter gelegenheid van de uitreiking van de Anna Bijns Prijs 2009, waarvan Tjitske de jongste winnares ooit is, in eerbiedwaardig gezelschap van onder anderen Josepha Mendels (bekroond 1986), Hanny Michaelis (1995), Aya Zikken (1997) en Anneke Brassinga (2005). Het boekje bevat behalve het juryrapport ook korte opstellen over haar poëzie van Anna Enquist, Marja Pruis, Mustafa Stitou, Fleur Speet en Jaap Goedegebuure. Wie in Tjitskes werk geïnteresseerd is, en de publicatie gratis wil verkrijgen, wende zich tot de goede boekhandel. Wie zeer slecht ter been is, schrijft een bedelmail aan post@uitgeverijpodium.nl.
Deze prestigieuze bekroning van Tjitskes tweede bundel (haar debuutbundel Het moest maar eens gaan sneeuwen is een van de weinige dichtbundels waarvan meer dan tienduizend exemplaren verkocht werden) behoort ten burelen van onze uitgeverij tot de onbetwiste hoogtepunten van 2009. In Koerikoeloem speelt ze immers allesbehalve op safe, of zoals de jury het formuleert: ‘In haar bundel zet zij zichzelf met haar eerlijkheid op het spel. De bundel leest als een reeks prozaminiaturen die de reikwijdte van een Bildungsroman heeft, maar het gaat hier wel degelijk om poëzie. Door de bezwerende herhalingen en het dwingende ritme van de zinnen, door de rustige beeldspraak die meerdere werelden tegelijk oproept, doordat de woorden zoveel meer doen dan woord zijn. (…) Dit is de schaduwzijde van een leven, de zoektocht naar liefde en houvast. Geen wonder dat de dichter daarom greep probeert te vinden in de taal en de vorm.’
Koerikoeloem, met de repeterende openingswoorden ‘Er was…’, is een bundel waarmee een dichter een groot risico nam, door aan alle conventies voorbij te gaan en haar volstrekt eigen vorm te kiezen. Dat zo’n oprecht poëtisch avontuur vervolgens door lezers en beroepslezers en collega-dichters begrepen en bekroond wordt… ja, dat geeft je als dichter, maar ook als de trotse uitgever van die dichter, toch het uiterst bevredigende gevoel dat het zuivere en oorspronkelijke altijd wint.