ROMIJN MEIJER

In de jaren tachtig kreeg ik als student Nederlands het universiteitsblad Folia in de bus. Ik las het altijd geïnteresseerd even door, zij het niet zonder schaamtevolle herinnering aan het interview dat Ad Fransen me bij mijn intree aan de UvA voor dat blad afgenomen had (ik uitte teleurstelling over de matige belezenheid van docenten en mede-studenten, door Folia smeuïg aangezet met de kop ‘Nijsen: studenten Nederlands lezen niet’).
In het voorjaar van 1985 was daar in Folia ineens een prachtige, zevendelige serie herinneringen door de zojuist overleden schrijver Henk Romijn Meijer aan Gerard Reve, uit de jaren waarin de volksschrijver nog heteroseksueel samenwoonde met de dichteres Hanny Michaelis.
Niemand van dit drietal is sedert kort nog in leven.
Romijn Meijer haalde in zijn serie prachtige herinneringen op. Toen hij eens een rode vlek in zijn nek had (door vioolspelen), en Reve migraine vermoedde, adviseerde de volksschrijver een natuurlijk geneesmiddel: ‘Aftrekken, minstens vijf maal per dag.’
Het was in diezelfde serie dat Romijn Meijer onthulde aan wie hij zijn schrijversnaam te danken had:
‘Henk Meijer,’ zei Reve, ‘dat is geen naam voor een schrijver. Hoe heet je moeder.’ Het was meer een bevel dan een vraag. ‘Romijn. Dat zetten we ervoor.’ Hij nam een stuk papier en hij schreef. Hij beschouwde de indruk die de nieuwe naam maakte op meer dan leesafstand. ‘Een half pseudoniem,’ zei hij, ‘dat is modern. Zullen we het zo dan maar doen?’ Hij had het al zo gedaan.
Op de tweedehandse, elektrische schrijfmachine van mijn eenmansuitgeverij ‘Joost Nijsen’ schreef ik Romijn Meijer een plechtige brief, met het voorstel de serie te bundelen. Omdat hij in die jaren bij de gevestigde uitgeverij Meulenhoff successen boekte, onder meer met de sterke roman Mijn naam is Garrigue, had ik eigenlijk niet op een ja-woord gerekend (maar uitgevers weten: nooit geschoten is altijd mis). Tot mijn niet geringe vreugde stemde hij echter in met het plan. Een keurige maar jazzy heer met hoornen bril zette zijn herenrijwiel kort daarna tegen de gevel van mijn woning en liet zich kalm koffie inschenken. Het was de eerste van een serie korte, maar altijd genoeglijke ontmoetingen, waarbij hij me ook in contact bracht met Reve’s voormalige echtgenote Michaelis, die wel een voorwoord wilde schrijven. Diplomatiek schreef ze: ‘Het is mogelijk met Romijn Meijer op sommige punten van mening te verschillen. Daar staat tegenover dat hij nergens is vervallen in de pretentie van de opperste wijsheid en het laatste woord.’
Nog datzelfde jaar kon ik, trotser dan een kudde apen, het boekje Toen Reve nog Van het Reve was het licht doen zien (ik bedenk nu pas dat je over de jonge jaren van Henk zou kunnen schrijven onder de parallelle titel Toen Romijn Meijer nog Meijer was).
Romijn Meijers blinde vertrouwen in een goede afloop gaf mijn ontluikende uitgeverschap een behoorlijk duwtje in de rug, en alleen al daarom zal ik me deze grote stilist en soms spotlustige, maar altijd beminnelijke heer voorgoed in dankbaarheid en dierbaarheid herinneren.