VOYEURISME

Landelijk kwam gisteren in het nieuws dat vorig jaar in ons land meer boeken werden verkocht dan ooit tevoren. Het zou interessant zijn als Boekblad binnenkort eens een analyse maakte van boekverkopen door de decennia heen; hoe verhoudt zich de huidige markt tot de markt van het algemene boek sedert pakweg de jaren vijftig?
Opmerkelijk nieuw gegeven in het boekenvak is de controleerbaarheid van uitspraken over verkopen. Dat geldt zowel voor de totale markt als de verkoop per titel. Deze kersverse situatie van transparantie lijkt nog niet alom bekend te zijn.
Ik leg het u uit.
Uitgevers hebben een bekend onderzoeksbureau, GfK geheten, enkele jaren geleden opdracht gegeven de boekverkopen nauwlettend te registreren. De meeste uitgeverijen betalen jaarlijks een flinke fee (Podium ook) om tot die gegevens toegang te krijgen. Het bijzondere en volkomen nieuwe is nu, dat je niet alleen de verkopen van je eigen titels op de voet kunt volgen, maar ook bij de concurrentie naar binnen kunt kijken. Enkele uitgevers, waaronder ik, hebben daar destijds kritische kanttekeningen bij geplaatst, uit bezorgdheid over mogelijk misbruik door collega-uitgeverijen van cijferinformatie. Je kunt je bijvoorbeeld voorstellen dat marktvolgende uitgeverijen op de treeplank gaan meerijden van door meer innoverende uitgeverijen gerealiseerde successen.
Maar ik moet zeggen: die vrees is eigenlijk ongegrond, en in elk geval weegt het mogelijke nadeel niet op tegen het grote voordeel van een open, controleerbare markt. Ik noem drie situaties waarbij de controleerbaarheid een einde maakt aan ongewenste cijfermanipulaties.
De eerste is zo’n uitspraak nu via de CPNB over gestegen boekverkopen. Misschien werd de werkelijkheid door het boekenpropaganda-instituut vroeger nog wel eens al te zeer door een roze bril bekeken. Maar als nu geroepen wordt dat er 45 miljoen boeken verkocht werden, is controleerbaar (okay, in eerste instantie alleen door de deelnemers aan het vak en voornoemd onderzoek zelf) of dat waarheidsgetrouw is. (Dat ís het, overigens.)
Een tweede situatie doet zich voor bij de advertenties van uitgevers. Als een uitgever nu roept ‘reeds 80.000 exx. verkocht!’, kun je als concullega direct checken of dat wel overeenkomstig de werkelijke verkopen is. Die controlemogelijkheid voorkomt gesjoemel, hetgeen voor de boekenconsument een veel betrouwbaarder beeld oplevert.
Een derde situatie betreft de afrekeningen van honoraria uit bloemlezingen. Niet suggererende dat collega-uitgevers onbetrouwbaar zijn, is het toch een prettig idee dat je, ten behoeve van je auteurs die in die bloemlezingen zijn opgenomen, kunt nazien of het opgegeven aantal exemplaren conform de werkelijkheid is.
Het is van een wonderlijke openheid. Ik heb over de effecten ervan eigenlijk nog niemand gehoord of gelezen, zó nieuw is het kennelijk nog.
Bij dit alles bieden de cijfers een aan erotiek grenzend genoegen om als een ware voyeur in de grootboeken van de concurrentie te kunnen kijken. Is collega X wel zo groot en succesvol als hij pretendeert? En hemel, wat een fantastische verkoop realiseert collega Y met zijn serie S!
Zo valt er nog enorm veel te ontdekken in deze speeltuin van cijfers. En is het boekenvak van het ene jaar op het andere ineens een open en eigentijdse branche geworden, waarbij niet meer als voorheen kuchende heren en dames maar wat kunnen roepen over hun wapenfeiten. Ik zeg dit alles vanzelfsprekend met onverminderd en aanhoudend respect voor alle hardwerkende uitgevers van Nederland.