Kinder-Komrij

Je moet elkaar als uitgevers zo veel mogelijk met rust laten. De een doet het zus, de ander zo. Een beetje respect voor je concurrenten, dat geeft rust en ruimte. Maar de kwestie rond de ‘Kinder-Komrij’ raakt een belang dat verder gaat dan zomaar een beleidskeuze bij een conculega. Aan de dichters die voor deze bloemlezing door Komrij geselecteerd werden, werd een tarief geboden van 5 euro per gedicht (per 5000 exemplaren). Hier ging en gaat erg veel mis, constateren dichters. Ik zou dit probleem graag bij de collega laten als niet de betrokken uitgeverij in het vakblad tot een verdediging kwam die naar mijn smaak de goede naam van de literaire uitgeverij in Nederland aantast. Er wordt met een sommetje voorgerekend dat het tarief heel wel verdedigbaar is. Daaraan wordt toegevoegd dat er goede redenen waren om al tot drukken over te gaan vóór de toestemming met dichters geregeld was.
Ik vind de argumentatie in beide gevallen zwak en getuigen van onvoldoende respect voor auteurs en auteursrecht.
Het sommetje ter verdediging van de 5 euro klopt niet (bedenk overigens dat auteurs hiervan na aftrek van uitgeverspercentages netto gemiddeld 3 euro overhouden, ongeveer de kosten van een bancaire overmaking). Om te beginnen is een substantieel gedeelte van de opgenomen 1000 gedichten auteursrechtvrij. De beschikbare royalty kon dus over aanzienlijk minder dan 1000 gedichten berekend worden. Vervolgens wordt een ander ijkpunt voor tariefberekening, de winkelprijs van € 19,95, als gegeven gepresenteerd. Daar hoeven rechthebbenden natuurlijk geen boodschap aan te hebben. Het idee is dat je als commerciële uitgever een project start waaraan alle betrokkenen voldoende kunnen verdienen. Een gangbaar tarief voor gebloemleesde gedichten beweegt zich tussen 20 en 25 euro (in bijzondere gevallen kan dat wel eens wat minder zijn, maar dan moet je een sterk verhaal hebben). Je hoort dan als uitgever het aantal gedichten te vermenigvuldigen met dat redelijke tarief, te constateren wat het totale honorariumsaldo is (inclusief het aan de bloemlezer verschuldigde tarief), en van daaruit te kijken hoe je de calculatie passend krijgt. Dat kan bijvoorbeeld door de beginoplage fors te verhogen. In het geval van Komrij lijkt me dat geen al te groot risico voor de uitgever, die dan ook inmiddels drie oplagen van 5000 exemplaren kon verkopen (inmiddels al weer flink meer waarschijnlijk). Daar was dus een aanvaardbaar basisvergoeding mogelijk geweest.
Voor het te laat aanvragen van toestemming verontschuldigt de uitgever zich gelukkig, al blijft er gesteld worden, verwijzend naar de Kinderboekenweek: ‘Wij konden niet anders.’ Maar dat is geen argument. Je hebt dat soort uitgaven gewoon tijdig in te plannen, inclusief regelen van toestemming.
Het grote gevaar van zo’n uitglijder is dat het bij auteurs de indruk wekt dat uitgevers de schrijvers als sluitpost beschouwen. Uiteraard zijn de meeste dichters meteen akkoord gegaan: áls ze al rekenen, zijn ze zó blij dat meester Komrij ze selecteerde, dat ze het bedrag op de koop toe nemen. Op de lange termijn echter werkt zo’n kwestie een onnodige spanning in de hand tussen uitgevers en auteurs, die juist door dit soort ervaringen agenten en andere zaakwaarnemers in de hand zullen nemen om hun positie veilig te stellen. Je krijgt dan tussen auteur en uitgever grimmige onderhandelingen die de goede sfeer aantasten en de auteurskosten zo zullen verhogen, dat uitgevers allerlei boeken niet meer kunnen uitgeven dan wel dermate aan marge moeten inboeten. In het buitenland zijn daar schrikwekkende voorbeelden van aan te wijzen.
Ik denk kortom dat uitgevers zich ten aanzien van bloemlezingen anders moeten gaan opstellen, wil dit niet de eerste zijn van een hele reeks opstandjes. Wees als uitgever niet penny wise, pound foolish en ga dat vooral niet in het openbaar belijden. Gooi je calculatie jegens auteurs helemaal open, probeer te geven en te nemen, en wees zuiver in je argumenten.